Amen­dement - Verbinding met droge poten

Agendapunt: 7.2 Raadsvoorstel Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Nijmegen Koudenhoek Noord (36/2024)

Indiener: Eline Lauret (Partij voor de Dieren)

De gemeenteraad van Nijmegen, in vergadering bijeen op 5 juni 2024,

Constaterende dat:

• Door de eerdere ontgrondingen en de woningbouw grote delen landschappelijk schoon verloren zijn gegaan en de uitloop van dieren uit Landgoed Oosterhout is gefrustreerd;
• Het nog aan te leggen bosgebied ten oosten van de Oosterhoutse plas een stepping stone zou zijn tussen enerzijds Landgoed Oosterhout en de Oosterhoutse Waarden en anderzijds Park Lingezegen aan de oostkant van de A325;
• In de toelichting op het bestemmingsplan is aangegeven dat:
  a. De Landschapszone bedoeld is als groenblauwe zone en ecologische corridor (pagina 57);
  b. Het een belangrijke pijler is in de hoofdgroenstructuur van de Waalsprong en de uiterwaarden, Landgoed Oosterhout en het agrarisch parkgebied De Woerdt van Park Lingezegen met elkaar verbindt (pagina 57);
  c. De noord- (en oost)zijde van het bestemmingsplangebied in de nieuwe situatie geschikte verbindingszones moeten vormen met struweel, kruidenrijke graslanden, rietzomen en terreinreliëf om dekking te kunnen bieden aan o.a. kleine marterachtigen (pagina 58);
  d. Bij de inrichting van het plangebied aandacht wordt besteed aan het tegengaan van versnipperingen en isolatie door een zo aaneengesloten mogelijke groenstructuur aan te leggen die in verbinding staat met het aangrenzende groen (pagina 58);
  e. Er lijnvormige verbindingen moeten komen die een foerageerfunctie, migratiefunctie en schuilplaats bieden voor grondgebonden zoogdieren (pagina 59);
• Huizen en de aanwezigheid van mensen en huisdieren verstorend werken op in de natuur levende dieren, waardoor een groene/droge ecologische corridor voldoende breedte moet hebben en deze ingetekend kan worden;
• In dit bestemmingsplan echter geen ruimte is ingetekend voor een groene/droge ecologische corridor van oost naar west, alleen voor een blauwe/natte verbindingszone;
• Alleen langs de zuidoever van de Oosterhoutse plas nog de mogelijkheid bestaat een groene/droge ecologische corridor van oost naar west aan te leggen;
• Ecologische corridors worden aangelegd om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken, zodat leefgemeenschappen met elkaar worden verbonden, genen kunnen worden uitgewisseld, inteelt kan worden voorkomen en zo het voortbestaan van soorten wordt bevorderd;
• Bureau Waardenburg in 2015 in hun onderzoek ‘Effecten op beschermde natuurwaarden Hof van Holland e.o. (Waalsprong)’ op pagina 15 heeft vastgesteld dat er in het gebied o.a. Konijnen en Hazen leven;
• Deze soorten, net als de daar voorkomende Patrijs, inmiddels Rode Lijstsoorten zijn, waarvoor de gevolgen van de plannen niet aantoonbaar zijn onderzocht noch negatieve effecten aantoonbaar zijn uitgesloten in de quick scan en het natuuronderzoek;
• Deze soorten ook niet zijn opgenomen in het soortenmanagementplan, waardoor er niet aantoonbaar rekening mee wordt gehouden in de plannen en er een aparte ontheffing moet worden aangevraagd voor deze soorten;
• Bureau Waardenburg in hun ‘Passende beoordeling bestemmingsplan Hof van Holland (Nijmegen)’ op pagina 49 stelt dat “Van soorten op de Rode lijst moet worden aangenomen dat negatieve effecten van ingrepen de gunstige staat van instandhouding relatief gemakkelijk in gevaar brengen. Waar het beschermde soorten betreft zal er dus extra aandacht aan mitigatie en compensatie moeten worden besteed” (Bijlagen Toelichting 1).
• Er een wettelijke, specifieke zorgplicht bestaat voor Rode Lijstsoorten (Bal artikel 11:27[1], zie ook bijlage);
• Een droge, groene, ecologische corridor van voldoende breedte juist voor de in dit gebied levende Rode Lijstsoorten belangrijk is,

Overwegende dat:

• Nijmegen in 2021 de noodtoestand voor biodiversiteit heeft uitgeroepen;
• De minimale breedte van een ecologische corridor kan variëren afhankelijk van de specifieke situatie en de soorten die ermee gemoeid zijn;
• In Nederland een ecologische corridor minimaal 100 meter breed moet zijn, maar dat hier met een groene, droge, ecologische corridor van 20 meter breed al een behoorlijke verbetering kan worden bereikt,

Besluit:

1. Beslispunt 1 van het Raadsvoorstel:
   “Het bestemmingsplan Nijmegen Koudenhoek Noord gewijzigd vast te stellen, overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het bestand NL.IMRO.0268.BP26200-VG01 met bijbehorende bestanden. Met dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het gebied Koudenhoek, gelegen ten zuiden van de Oosterhoutse plas, ten behoeve van woningbouw mogelijk gemaakt.”
   
   Te wijzigen in:
   “Het bestemmingsplan Nijmegen Koudenhoek Noord gewijzigd vast te stellen, overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het bestand NL.IMRO.0268.BP26200-VG01 met bijbehorende bestanden. Met dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het gebied Koudenhoek, gelegen ten zuiden van de Oosterhoutse plas, ten behoeve van woningbouw mogelijk gemaakt. Met dien verstande dat tussen het pad langs de zuidoever van de Oosterhoutseplas en de bebouwing ten zuiden van dit pad een voor de daar levende dieren aantrekkelijke (droge) groenstrook van 20 meter breed wordt ingericht als ecologische corridor tussen Landgoed Oosterhout en de oostkant van de Oosterhoutseplas, waarbij tevens voor grondgebonden (zoog)dieren een veilige verbinding wordt gerealiseerd met Park Lingezegen.”

En gaat over tot de orde van de dag.

Bijlage

Artikel 11.27. (specifieke zorgplicht)

1. Degene die een flora- en fauna-activiteit of een activiteit als bedoeld in artikel 11.22, eerste lid, onder b tot en met g, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 11.23, is verplicht:
   a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
   b. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
   c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
2. Voor flora- en fauna-activiteiten houdt deze plicht in ieder geval in dat:
   a. voorafgaand aan het verrichten van de activiteit wordt nagegaan of er aanwijzingen zijn van de aanwezigheid op de locatie waar de activiteit wordt verricht of in de directe nabijheid van die locatie van:
   …..
   3°. dieren of planten van soorten, genoemd in bijlage IX of in de rode lijsten, bedoeld in artikel 2.19, vijfde lid, onder a, onder 3°, van de wet; en
   4°. voor die soorten belangrijke leefgebieden of natuurlijke habitats;
   b. als deze aanwijzingen er zijn: wordt vastgesteld of op voorhand op grond van objectieve gegevens nadelige gevolgen kunnen worden uitgesloten voor dieren van die soorten, hun nesten, hun foerageerplaatsen, hun voortplantingsplaatsen, hun rustplaatsen en hun eieren, of voor planten van die soorten;
   c. als die gevolgen niet kunnen worden uitgesloten: wordt nagegaan welke gevolgen de activiteit kan hebben voor dieren van die soorten, hun nesten, hun foerageerplaatsen, hun voortplantingsplaatsen, hun rustplaatsen en hun eieren, of voor planten van die soorten;
   d. alle passende preventieve maatregelen worden getroffen om die nadelige gevolgen te voorkomen;
   e. tijdens en na het verrichten van de activiteit wordt nagegaan of de getroffen maatregelen de beoogde effecten hebben; en
   f. het verrichten van de activiteit wordt gestaakt als de nadelige gevolgen toch niet worden voorkomen, of, als staken van de activiteit redelijkerwijs niet meer mogelijk is, passende herstelmaatregelen worden getroffen.

[1] Artikel 11.27 Besluit activiteiten leefomgeving