Verbod fossiele reclames


Art.39 vragen van Groen­Links en de Partij voor de Dieren

Indiendatum: 6 jan. 2021

Indieners: Eline Lauret (Partij voor de Dieren) en Daan Moerkerk (GroenLinks)

Geacht college,

De luchtvaart en de olie- en gassector hebben een buitenproportionele invloed op klimaatverandering door hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Desondanks staat het bedrijven zoals Shell en Exxon vrij om hun producten en diensten te adverteren en bieden reis- en luchtvaartorganisaties vliegreizen tegen stuntprijzen aan.

Deze advertenties verleiden en stimuleren Nijmegenaren om aankopen te doen die bijdragen aan de klimaatverandering. Daarnaast dragen deze advertenties niet bij aan de gemeentelijke ambitie om per 2045 energieneutraal te zijn. Tenslotte hebben deze reclames een misleidend en normaliserend effect en wordt het verbieden van fossiele reclames, in lijn met het verbod op reclames voor tabak, als één van de benodigde maatregelen gezien om de doelen uit het klimaatakkoord van Parijs te behalen[1].

Er loopt momenteel al een burgerinitiatief om fossiele reclames aan de kaak te stellen, en in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag wordt er in de gemeenteraad aandacht voor gevraagd middels een motie en schriftelijke vragen[2][3][4]. Wij steunen dit initiatief en pleiten voor een Nijmeegs verbod op fossiele reclames van de gas-, kolen- en oliesector, de reis-, cruise- en luchtvaartorganisaties en producenten die voertuigen met een conventionele verbrandingsmotor adverteren.

  1. Is het college bekend met het burgerinitiatief ‘Verbied Fossiele Reclame’?
  2. Is het college het met de vragenstellers eens dat het adverteren van producten en diensten van fossiele grootvervuilers in strijd is met het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid omdat dit milieuvervuilend gedrag stimuleert en normaliseert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet het college een rol voor zichzelf weggelegd om deze tegenstrijdigheid aan te pakken?
  3. Houdt het college momenteel rekening met potentieel negatieve neveneffecten van advertenties die in de openbare ruimte via reclameborden en mupi’s worden gepresenteerd? Zo ja, kan het college dit beleid nader toelichten? Zo nee, ziet het college een mogelijkheid om reclames voor vervuilende producten en diensten niet meer op publieke reclameborden en mupi’s te tonen en hier een sturende rol in aan te nemen?
  4. Welke juridische mogelijkheden heeft het college om reclames die negatief of zwaar vervuilend gedrag stimuleren uit de stad te weren? En is het college bereid om deze mogelijkheden optimaal te benutten om fossiele reclames aan banden te leggen? Zo nee, hoezo niet? Zo ja, hoe en binnen welk termijn is het college van plan hier invulling aan te geven?

    In Rotterdam en Den Haag zijn schriftelijke vragen gesteld en in de gemeenteraad van Amsterdam is op 17 december tijdens de behandeling van de begroting voor 2021 van de gemeente Amsterdam de motie ‘Amsterdam vrij van fossiele reclame’ aangenomen. Deze motie verzoekt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om:
    - “Te onderzoeken hoe reclame en marketingevenementen voor fossiele producten kunnen worden teruggedrongen in de publieke ruimte en van websites en instituties die door de gemeente worden (mede)gefinancierd;
    - Daarbij op korte termijn voorrang te geven aan het uitfaseren van reclame voor bedrijven die primair werken in de kolensector en de oliesector en reclame voor vliegvakanties;
    - Als onderdeel daarvan het gesprek aan te gaan met JC Decaux om te bezien of in ieder geval na het verlopen van de huidige contracten reclame voor fossiele producten kan worden verboden, en liefst eerder.”
  5. Is het college bereid kennis te nemen van afdoening van deze motie, met als doel inzicht te verkrijgen in de wijze waarop lokale overheden fossiele reclame kunnen beperken? En bent u ook bereid contact op te nemen met uw Rotterdamse en Haagse collega’s, die verantwoordelijk zijn voor het beantwoorden van de ingediende vragen aldaar? Indien nee, waarom niet? Indien ja, bent u bereid samen op te trekken met Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in de verdere uitwerking van de mogelijkheden om te komen tot een verbod?
  6. Ziet het college mogelijkheden om bij herijking van de contracten met JC Decaux of bij het aangaan van nieuwe contracten afspraken te maken over een verbod op reclame met een behaalde inhoud, zoals fossiele reclame? Kan het college zijn antwoord nader toelichten?
  7. Is het college bereid om met het Rijk en andere relevantie instanties in gesprek te gaan als blijkt dat de gemeente zelf niet over de bevoegdheid beschikt om fossiele advertenties van grootvervuilers aan banden te leggen? Zo nee, hoezo niet? Zo ja, binnen welk termijn zullen deze gesprekken plaatsvinden?

Wij zien uw antwoorden met belangstelling tegemoet.

Met vriendelijke groet, namens de fractie van GroenLinks en de Partij voor de Dieren,

Daan Moerkerk en Eline Lauret


[1] https://www.pnas.org/content/117/5/2354

[2] https://verbiedfossielereclame.nl/

[3] https://verbiedfossielereclame.nl/groenlinks-wil-fossiele-reclame-uit-amsterdam-weren/

[4] https://denhaag.groenlinks.nl/nieuws/linkse-partijen-willen-onderzoek-naar-verbod-voor-fossiele-reclames-den-haag

Indiendatum: 6 jan. 2021
Antwoorddatum: 9 feb. 2021

Geachte heer Moerkerk en mevrouw Lauret,

In uw brief van 6 januari 2021 stelt u ons een aantal vragen over een verbod van fossiele reclames. Hieronder geven wij antwoord op uw vragen.

Vraag 1:
Is het college bekend met het burgerinitiatief ‘Verbied Fossiele Reclame’?

Wij zijn hiermee bekend.

Vraag 2:
Is het college het met de vragenstellers eens dat het adverteren van producten en diensten van fossiele grootvervuilers in strijd is met het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid omdat dit milieuvervuilend gedrag stimuleert en normaliseert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet het college een rol voor zichzelf weggelegd om deze tegenstrijdigheid aan te pakken?

Wij zijn het met u eens dat fossiele reclames niet bijdragen aan een duurzamere samenleving. Naar onze mening hebben wij op dit moment echter niet de mogelijkheden om hier op te kunnen handelen. Bij de beantwoording van de andere vragen gaan wij hier nader op in.

Vraag 3:
Houdt het college momenteel rekening met potentieel negatieve neveneffecten van
advertenties die in de openbare ruimte via reclameborden en mupi’s worden gepresenteerd? Zo ja, kan het college dit beleid nader toelichten? Zo nee, ziet het college een mogelijkheid om reclames voor vervuilende producten en diensten niet meer op publieke reclameborden en mupi’s te tonen en hier een sturende rol in aan te nemen?

Uitgangspunt voor wat wel en niet acceptabel is aan reclame-uitingen is of deze voldoet aan de Nederlandse Reclame Code opgesteld door de Reclame Code Commissie. Deze code wordt landelijk door alle (markt)partijen gehanteerd en is als zodanig als kader in het reclamebeleid van Nijmegen opgenomen.

Vraag 4:
Welke juridische mogelijkheden heeft het college om reclames die negatief of zwaar vervuilend gedrag stimuleren uit de stad te weren? En is het college bereid om deze mogelijkheden optimaal te benutten om fossiele reclames aan banden te leggen? Zo nee, hoezo niet? Zo ja, hoe en binnen welk termijn is het college van plan hier invulling aan te geven?

De Nederlandse Reclame Code is door de reclame-branche vanuit zelfregulering opgesteld teneinde wetgeving te voorkomen. Het ontbreken van hogere wettelijke regelgeving betekent dat lokale overheden erg lastig zelf formele beperkingen aan de inhoud van reclames kunnen opleggen. Tot op heden worden beperkingen aan de inhoud van reclame geregeld via landelijke wetgeving op basis van landelijke discussies. Een goed voorbeeld hiervan zijn de beperkingen aan tabaksreclames. Deze komen voort uit landelijke wetgeving waarin dit expliciet is gereguleerd. Op dit moment is er geen wetgeving op basis waarvan een gemeente een formeel verbod kan uitvaardigen op fossiele reclames. We zien bij veel gemeenten de wens om de inhoud van de reclame te bepalen, maar er is juridisch gezien geen eenduidigheid dat dit ook daadwerkelijk mogelijk is. Onze inschatting nu is dat het juridisch niet mogelijk is omdat het via landelijke wetgeving geregeld moet worden.
De contracten die de gemeente Nijmegen heeft afgesloten met partijen als JC Decaux, zijn
wij uiteraard aangegaan vanuit een positie als private partij en niet vanuit onze positie als overheid. Echter het is een gegeven dat we als gemeente beide posities vervullen. We begeven ons dan ook in een juridisch spanningsveld als we vanuit een positie als private partij invulling willen gaan geven aan een politieke wens die we vanuit onze positie als gemeentelijke overheid niet kunnen realiseren door het ontbreken van hogere wet- en regelgeving. Dit zien wij als een onwenselijk traject. Wij zien derhalve op dit moment onvoldoende juridische ruimte om verdergaande beperkingen op te leggen aan wat er wel en niet aan reclame is toegestaan op gemeentelijke reclamevoorzieningen dan hetgeen in de Nederlandse Reclame Code is vastgelegd. Dat gezegd hebbende zijn wij verder van mening dat discussies welke producten, goederen en diensten wel of niet verantwoord zijn, onderwerpen zijn van maatschappelijk debat op een landelijke schaal en ook op dat niveau dienen te worden beslecht en desgewenst gereguleerd.

Vraag 5:
Is het college bereid kennis te nemen van afdoening van deze motie, met als doel inzicht te
verkrijgen in de wijze waarop lokale overheden fossiele reclame kunnen beperken? En bent u ook bereid contact op te nemen met uw Rotterdamse en Haagse collega’s, die verantwoordelijk zijn voor het beantwoorden van de ingediende vragen aldaar? Indien nee, waarom niet? Indien ja, bent u bereid samen op te trekken met Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in de verdere uitwerking van de mogelijkheden om te komen tot een verbod?

Uiteraard zijn wij zijn bereid om kennis te nemen van de afdoening van de motie in Amsterdam. Mogelijk leidt dit tot andere inzichten. Dit laat onverlet dat wij menen dat een eventueel verbod vanuit de landelijk overheid gerealiseerd zou moeten worden, als daar een breed maatschappelijke wens voor bestaat.

Vraag 6:
Ziet het college mogelijkheden om bij herijking
van de contracten met JC Decaux of bij het aangaan van nieuwe contracten afspraken te maken over een verbod op reclame met een behaalde inhoud, zoals fossiele reclame? Kan het college zijn antwoord nader toelichten?

Wij zien momenteel onvoldoende juridische ruimte om beperkingen op te nemen ten aanzien van fossiele reclames. Wij zullen de landelijke ontwikkelingen op dit gebied echter volgen. Als de uitkomst van deze ontwikkelingen leidt tot wettelijke regelgeving ten aanzien van fossiele reclames zullen wij die uiteraard overnemen voor de Nijmeegse situatie.

Vraag 7:
Is het college bereid om met het Rijk en andere relevantie instanties in gesprek te gaan als
blijkt dat de gemeente zelf niet over de bevoegdheid beschikt om fossiele advertenties van grootvervuilers aan banden te leggen? Zo nee, hoezo niet? Zo ja, binnen welk termijn zullen deze gesprekken plaatsvinden?

Zoals aangegeven vinden wij het wel of niet aan banden leggen van fossiele reclames een onderwerp van maatschappelijk debat dat op landelijke schaal dient plaats te vinden. Een politieke afweging daarover dient uiteindelijk ook in de tweede kamer plaats te hebben.Wij zien voor ons als lokaal bestuur hierin geen rol weggelegd.

Hoogachtend,
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen